Obstetrische Plexus Brachialis Laesie (OPBL)
De obstetrische plexus brachialis laesie, ook wel Erbse-parese genoemd, is een beschadiging tijdens de geboorte van het zenuwnetwerk in het schouder/arm gebied. Dit komt bij 0,5-3 per 1000 levend geborenen voor. In Nederland worden ongeveer 400 kinderen per jaar geboren met een OPBL. Van deze kinderen zal ongeveer 75% spontaan genezen, maar in de overige gevallen is er sprake van een min of meer ernstiger letsel wat enorm kan variëren. Bij ongeveer 65 kinderen per jaar is er operatie door de neurochirurg nodig omdat het letsel dit noodzakelijk maakt. De problematiek die we zien bij plexus letsel kan erg uiteenlopen en is bijvoorbeeld van motorische, sensorische of trofische aard. Bij problemen van motorische aard is het bewegen lastig of onmogelijk. Bij sensorische problemen is het gevoel in de arm gestoord. In het geval van problematiek van trofische aard ontstaat er een verschil in de linker en rechter arm bijvoorbeeld qua doorbloeding en groei. De oorzaak van de OPBL is een geboortetrauma waarbij de schouder van het kind onder het schaambeen blijft steken. Bij dit trauma ontstaat een rekletsel van de plexus. De ernst en de hoogte van het letsel (de laesie) en de afstand tot het ruggenmerg zijn mede bepalend voor de mate van uitval, de mogelijkheid tot herstel en de latere neurochirurgische mogelijkheden.
De diagnose kan direct na de geboorte worden gesteld. Het verloop van de bevalling en de functieuitval van de arm zijn vaak typisch voor het letsel, waardoor over de oorzaak van de verlamming niet getwijfeld hoeft te worden.
Wat doet de kinderfysiotherapeut?
Meestal worden kinderen doorverwezen door het ziekenhuis, maar ook via de consultatiebureaus krijgen wij kinderen aangeboden voor behandeling. Deze verwijzers zullen door ons op de hoogte gehouden worden van de vorderingen en indien uw kindje onvoldoende vooruitgang laat zien zullen we in overleg met hen doorverwijzen naar het plexusteam in het LUMC. In het LUMC zijn naast de neurochirurg ook andere disciplines zoals een orthopedisch chirurg, een kinderfysiotherapeut en ergotherapeut en een (kinder)revalidatiearts aanwezig.
Na aanmelding zullen wij eerst een anamnese afnemen en aan u onder andere vragen waar het grootste probleem ligt bij uw kindje en daarna zullen we uw kindje onderzoeken. Dit doen we door middel van een uitgebreide observatie en kijken we naar wat uw kindje wel kan bewegen en wat moeilijk of onmogelijk is. Verder hebben we een aantal tests waarbij we kijken hoe ver uw kindje is in de ontwikkeling en of er bij voorbeeld teveel of te weinig spierspanning is. Bij 80% van de baby’s met een OPBL zijn vooral de bovenste twee van de vijf zenuwen beschadigd (C5/C6). De arm ligt dan slap en gestrekt langs het lichaam en de onderarm is naar binnen gedraaid en pols en vingers zijn gebogen. De elleboog kan niet gebogen worden en er zijn geen schouderbewegingen. De vingers kunnen wel bewogen worden. Indien er nog meer uitval van functies is zijn de andere 3 zenuwen van de plexus ook in meer of minder mate betrokken bij het letsel. Na verloop van tijd wordt pas echt duidelijk hoe groot het letsel is. Hoe sneller spontaan herstel optreedt hoe beter de prognose. Het herstel kan beginnen binnen 2 tot 14 weken na de geboorte en kan zich ongeveer 18 maanden voortzetten.
Wanneer we uw kindje onder behandeling krijgen gaan we adviezen geven hoe u bij voorbeeld uw kindje moet oppakken, dragen, voeden, wassen en waar u op moet letten bij het bewegen van de aangedane arm.
Ook zult u oefeningen krijgen om te zorgen dat de beweeglijkheid in de schouder, arm en hand optimaal blijft en wat u kunt doen om bewegingen op een goede manier uit te lokken. Hierdoor kan gewrichtsverstijving voorkomen worden en wordt de baby gestimuleerd om zich bewust te zijn van zijn (gedeeltelijk) verlamde arm. Het is goed om hierbij de goede arm als vergelijking te gebruiken om te zien hoever u de aangedane arm kunt bewegen. Ook proberen we de kans op compensatie te voorkomen en ervoor te zorgen dat er voor zover mogelijk geen verkeerde bewegingspatronen ontstaan.
Het is meestal een vrij intensief traject waarbij het van belang is snel te starten met kinderfysiotherapie zodat we samen uw kindje zo goed mogelijk kunnen begeleiden